Te weinig oog voor regionale prijsverschillen
In de nieuwe huurwet is te weinig aandacht voor de grote huurprijsverschillen per regio. Dat stelt Johan Conijn, bijzonder hoogleraar Woningmarkt van de Universiteit van Amsterdam.
Grote prijsverschillen
De huurprijzen in Nederland verschillen erg per regio. Waar een huurwoning van 600 euro in het noorden van het land conform de markt is, is een dergelijke prijs voor eenzelfde soort woning in Amsterdam bijvoorbeeld ondenkbaar. Wetende dat de prijzen zo uiteenlopen, snapt Conijn niet dat de wetgeving op landelijk niveau hetzelfde is. Bepaalde regels zouden volgens hem op regionaal niveau moeten worden afgestemd.
Met name de liberalisatiegrens van 710,68 euro en het maximale huurbedrag waarbij je in aanmerking komt voor huurtoeslag, zouden volgens Conijn per regio moeten verschillen. Deze grenzen zouden in de Randstad en andere ‘dure regio’s’ hoger horen te liggen.
Weinig keus voor scheefwoners
Ook het gebrek aan alternatieve woonruimte voor scheefwoners baart Conijn zorgen. Door het grote tekort aan middeldure huurwoningen hebben scheefwonende huurders weinig keuze als ze door moeten stromen naar een duurdere huurwoning. Ook een koopwoning is voor deze huurders vaak geen optie, omdat zij geen woning willen of kunnen kopen.
Het aanbod van betaalbare huurwoningen in de vrije sector moet veel sneller vergroot worden volgens de hoogleraar. Gelukkig biedt het beschikbare investeringskapitaal voor de nieuwbouw van vrijesectorwoningen gunstige perspectieven.
Tijdelijke contracten essentieel
De mogelijkheid om tijdelijke huurcontracten aan te bieden is volgens Conijn een goede ontwikkeling. Aan de ene kant wordt de bescherming van huurders hierdoor natuurlijk beperkt, maar de hoogleraar benadrukt ook dat juist de ‘huurovereenkomst voor het leven’ nadelen met zich mee heeft gebracht (denk aan scheefwonen). Conijn verwacht dat tijdelijke contracten een flexibiliteit met zich meebrengen die de huurwoningmarkt goed kan gebruiken.