Je ziet het vaak staan in woningadvertenties: huisdieren verboden, of, roken niet toegestaan. In hoeverre mag je als verhuurder iets verbieden? Welke eisen mag je stellen? En is een huurder verplicht hier gehoor aan te geven? Dat blijkt in de praktijk nogal te verschillen. 

Roken en huisdieren: heeft een verbod zin?

Het kan zijn dat je liever niet hebt dat er in jouw woning gerookt wordt of dat er huisdieren worden gehouden. Je kunt als verhuurder een verbod op roken en huisdieren laten opnemen in de overeenkomst, maar de vraag is of dit in de praktijk zin heeft. Wat kun je bijvoorbeeld doen als jouw huurder het verbod overtreedt? Het blijkt dat een verbod op roken of op huisdieren beiden niet afdwingbaar zijn. Je huurder hoeft dus geen gehoor te geven aan het verbod, omdat jij als verhuurder niet kunt bepalen wat hij of zij privé doet. Zodra je dit wel doet, doe je afbreuk aan het woongenot van jouw huurder. Dit is niet de bedoeling. 

Er zijn situaties waarin het houden van een huisdier zodanige schade of overlast oplevert, dat er wel degelijk een verbod kan worden opgelegd. Ook kan het zijn dat de huurder bepaalde maatregelen moet nemen om de schade of overlast zoveel mogelijk te beperken. Een voorbeeld van zo’n situatie is een voortdurend blaffende hond waar buren en/of medebewoners overlast van ervaren. Je zult als verhuurder moeten bewijzen dat jouw of andermans belangen zwaarder wegen dat het recht op privéleven van je huurder. De situatie moet uiteindelijk getoetst worden door een rechter.  

Wanneer is iets discriminatie?

Zoals je leest in dit artikel is het uitsluiten van huurders op basis van persoonskenmerken in strijd met de wet omdat dit valt onder discriminatie. Maar hoe zit het met andere zaken, zoals een schotelantenne of ‘niet-westers koken’? Mag je deze zaken als verhuurder verbieden? 

De grens ligt altijd bij discriminatie. De grondrechten van de huurder worden in de praktijk vaak afgewogen tegen de belangen van de verhuurder of andere personen. Zo kan het zijn dat door het koken van bepaalde gerechten overlast wordt ervaren door bijvoorbeeld buren, of in het geval van een onzelfstandige woonruimte, medehuurders. Het verbieden van bepaald voedsel, om overlast te voorkomen is niet in strijd met de wet, zolang het voor iedereen geldt en niet alleen voor een bepaalde bevolkingsgroep. Het uitsluitend verbieden van ‘niet-westers koken’ is discriminatie, omdat het expliciet gericht is op niet-westerse personen. Het verbieden van extreem stinkend voedsel is geen discriminatie omdat dit gericht is op iedereen en niet alleen op een bepaalde groep. 

Net als bij roken en huisdieren, moet ook bij schotelantennes worden gekeken in hoeverre de belangen van de verhuurder opwegen tegen de rechten van de huurder. Een verbod op schotelantennes is al vaak aangevochten bij de rechter. Het argument van verhuurders was meestal dat een schotelantenne hun pand ‘esthetisch zou verontreinigingen’. Huurders gebruikten het argument dat zij recht hebben op informatie, die zij via de schotelantenne zouden verkrijgen. Tegenwoordig komt het in de praktijk vaak voor dat de rechter het argument van de huurders afkeurt, omdat door het bestaan van digitale televisie informatie ook op een andere manier verkregen kan worden dan een schotelantenne. Ook hier geldt weer: een schotelantenne verbieden is geen discriminatie. Een schotelantenne verbieden voor niet-westerse personen is dat wel en mag dus niet.

Conclusie

Er zijn dus geen specifieke regels omtrent het opnemen van een verbod in het huurcontract. Een verbod opnemen mag, zolang het maar geen discriminatie is. In hoeverre een huurder jouw verbod moet naleven, zal in de meeste gevallen getoetst moeten worden door een rechter waarbij de belangen van beide partijen worden afgewogen.